Hengsten


Hengsten werden in de 19de eeuw bijna uitsluitend aan de linkeroever van de Westerschelde gebruikt en gebouwd: de Zeeuws-Vlaamse oever. Ze werden gebouwd in de werven van Paal en Kruispolderhaven.

De Vissers voeren tot diep in het Vlaamse binnenland en waren er bekend als de leveranciers van mosselen. Zij voeren onder de code BOU (Boekhoute, B), PI (Philippine, NL), GRA (Graauw, het haventje van Paal, NL), K (Kieldrecht, B), CLN (Clinge, het haventje van Kieldrecht en Nieuw-Namen). Achter de dijk van de Prosperpolder lagen vanaf 1846 de schepen van Kieldrecht en Nieuw-Namen, toen waren er dat zo’n 100 tot 150, volgens tellingen, “de grootste vissershaven van Zeeland”. In de tweede helft van de 19de eeuw neemt dit aantal langzaam af. Vanaf 1897 liggen de schepen in de Emmahaven, achter de Emmapolder.

Er bestaan heel wat oude foto’s met hengsten in Lier, Mechelen, Brussel, Dendermonde, Temse… , maar ook in landelijke plaatsen waar particulieren een emmertje mosselen van de vissers kochten. Zij voeren echter ook regelmatig naar de Waddenzee om mosselzaad op te halen.

De oudst bekende foto van D’n Bruinen dateert uit ongeveer 1930, de foto links werd genomen aan de kaai van Roubaix.

Op de Zeeuwse eilanden werden de hengsten geïdentificeerd als schepen van de “katholieken”. Het oosten van Zeeuws-Vlaanderen heeft inderdaad een katholieke achtergrond in tegenstelling tot het protestantse westen en de Zeeuwse eilanden.

De dorpskernen van Kieldrecht (B) en Nieuw-Namen (NL) grenzen aan elkaar. De meeste Kieldrechtse vissers registreerden zich in Nieuw-Namen. Dit gaf hen ook toelating om in de Oosterschelde te vissen. De verzanding en inpoldering van de havengeul en de vervuiling van de Schelde maar ook het woelige water als gevolg van de toename van de motorvaart maakte dat de mosselkweek en -handel zich verplaatste naar de Oosterschelde, vooral naar Ierseke (YE).

Op de 16de eeuwse prent “Antverpia Mercatorum Emporium Actum” (links) staat een mogelijke voorloper van de hengst afgebeeld. Dat is ook het geval met het schilderij van Johannes Porcellis: “Mosselrapers op de slikken” van 1622 (rechts). Porcellis was afkomstig uit Gent, woonde en werkte een tijd in Antwerpen en kwam na 1622 terecht in Amsterdam. Porcellis kende waarschijnlijk de mosselvisserij goed als Gentenaar. Het dorp Boekhoute, ten noorden van Gent was toen reeds een mosselvissersdorp.

De oudst bekende vermelding van de benaming “hengst” treffen we voor het eerst aan in 1650 in de Kieldrechtse rekeningen. Hengsten ontstonden volgens scheepshistoricus G. J. Schutten uit de turfvaartuigen van de laat-middeleeuwse turfontginning in het noorden van Vlaanderen. Hij situeert de hengst scheepsbouwkundig in de “Vlaamse bouworde A”. Na de grote overstromingen in de 15de en 16de eeuw die o. m. door diezelfde turfontginning veroorzaakt werden, schakelden een aantal gemeenschappen in de regio over op de visserij en de mosselhandel.

De hengst is een vergeten schakel in de geschiedenis van de Vlaamse culinaire mosseltraditie.